Scheppen voor God zelf

door Casper Postmaa
Uit de Haagsche Courant van 22 april 2002

Antonio Gaudí is een van de meest raadselachtige architecten van onze tijd. Een oeuvre dat zich volgens sommigen tussen kunst en kitsch beweegt, maar door anderen een hoogtepunt uit de Europese cultuur wordt genoemd. De Catalaanse bouwmeester werd 150 jaar geleden geboren. Gijs van Hensbergen schreef een biografie over hem ter gelegenheid van Gaudí-jaar.

Soms zijn bepaalde uitspraken aan het begin van iemands leven of loopbaan zó tekenend voor het vervolg ervan, dat je gaat twijfelen aan de historische authenticiteit. Dat vermoeden steekt ook de kop op bij de persoonlijke geschiedenis van het Catalaanse wonderkind Antonio Gaudí. Toen hij na een chaotisch verlopen studie het diploma van de School voor Architectuur in Barcelona in ontvangst ging nemen, bleek dat de professoren niet eensgezind waren geweest in hun finale oordeel over de wispelturige student. Het was daarom dat directeur Rogent op de diploma-uitreiking zei: 'Heren, we hebben hier vandaag ofwel een genie, ofwel een dwaas onder ons!'
Geheel het verdere leven van Gaudí zou in het teken staan van deze twee kwalificaties. Overigens waren sommige professoren van meet af aan overtuigd van Gaudí's talenten. Toen hij Josep Fontseré i Mestre assisteerde bij het ontwerp van het nieuwe Ciutadella-park was zijn professor in materiaalweerstand zo onder de indruk van de ingewikkelde hydrologische calculaties die hij had gemaakt voor het waterreservoir, dat hij hem meteen voor het betreffende examen liet slagen zonder dat hij ooit een college had gevolgd.
Beide anekdotes zijn ontleend aan de biografie die de in Engeland wonende kunsthistoricus Gijs van Hensbergen over Gaudí (1852-1926) schreef en die in het Nederlands is verschenen ter gelegenheid van de 150ste geboortedag van de Catalaanse bouwmeester.
Het leven van Gaudí was een vat vol tegenstrijdigheden, zoals het statement van Rogent al zo compact aangaf. Hij balanceerde voortdurend tussen uitersten. Hij was een aartsconservatieve mysticus, die het katholieke geloof in de tweede helft van zijn leven op fundamentalistische wijze beleed, maar als jongeling richtte hij zich juist tegen de rooms-katholieke kerk.
De man die op latere leeftijd als een kluizenaar door de straten van Barcelona ging, was aanvankelijk een dandy, die slechts de beste handschoenen droeg en zijn hoeden kocht bij Arnau aan de Carrer Nou de la Rambla waar speciaal voor hem een houten hoedenmal werd bewaard voor zijn strooien zomerhoeden en zijn favoriete zijden hoge hoeden.
Maar het meest sprak zijn gespleten karakter uit zijn gebouwen. Ongeëvenaard en nauwelijks binnen een bepaalde stroming onder te brengen. De afgelopen honderd jaar vormde zijn oeuvre menigmaal de inzet van een verhitte discussie onder kenners en liefhebbers van architectuur. De Engelse schrijver Evelyn Waugh was zelfs niet bereid om voor de Sagrada Familia uit zijn taxi te stappen, terwijl zijn collega George Orwell nog feller was in zijn afkeuring: 'Ik vind dat de anarchisten blijk gaven van slechte smaak door het ding niet op te blazen toen ze de kans hadden?' Maar Gaudí had grote bouwmeesters aan zijn zijde. Louis Sullivan, die in Chicago met de eerste wolkenkrabbers pionierde, noemde het een hoogtepunt van creatieve architectuur: 'Het is de geest gesymboliseerd in steen'. Walter Gropius roemde de technische perfectie van de kathedraal. Van Hensbergen had aan het rijtje loftuitingen ook nog die van Willem Frederik Hermans kunnen toevoegen. De auteur beschreef de Sagrada Familia als een van de mooiste gebouwen op aarde.

Disney-architectuur

Ook nu lopen de oordelen over Gaudí's werk nog steeds uiteen. Wat de één als meesterwerk ziet, noemt de ander Disney-architectuur. Niet dat Van Hensbergen al de vooroordelen en bezwaren kan wegnemen, maar wel ontrafelt hij leven en werk van Gaudí zo precies dat de architectonische avonturen van de Catalaan beter zijn te plaatsen en te begrijpen. Hoewel Van Hensbergen zelf niet de link met Disney legt, kun je aan de hand van zijn biografie wel de oorsprong van dit laatdunkende oordeel duiden.
Gaudí begon zijn studie op een moment dat de fotografie de wereldarchitectuur zichtbaar maakte. Voor het eerst konden de studenten zich uitputtend verdiepen in bouwwerken die op andere continenten waren gelegen. In de universiteitsbibliotheek las hij boeken als 'Architecture Arabe ou Monuments de Kaire' waarin een enorme rijkdom aan exotische architectuur was opgenomen. Uit diezelfde oosterse bronnen putte Disney om zijn sprookjeskastelen en paleizen vorm te geven. Maar verder gaat de vergelijking mank. Het kenmerk van Disney is een snelle en oppervlakkige reproductie van steeds dezelfde beeldentaal, met als resultaat een decor waar niets achter zit.
Dat alles staat in schril contrast met wat Gaudí werkelijk was: mysticus en vernieuwer tegelijk. Achter die soms onheilspellende, naar de hemel reikende gebouwen zaten ingenieuze, vernieuwende constructies. Niet voor niets dat de peetvader van het modernisme, Le Corbusier, het appartementengebouw Casa Milé in Barcelona uitriep tot een meesterwerk. Het complex paarde ongekende rijke en ritmische vormen aan een beeldschone constructie. Je kunt je zelfs afvragen of Le Corbusiers eigen chèf-d'oeuvre, de kapel in het Franse Ronchamp, niet het gevolg is geweest van zijn bezoek aan Barcelona. Van Hensbergen komt tot de conclusie dat ook andere moderne architecten schatplichtig zijn aan Gaudí, zoals Frank Gehry toen hij het Guggenheim Museum in Bilbao ontwierp.

Geniaal

In en rond Barcelona zette Gaudí een reeks gebouwen neer, die steeds weer zijn imago bevestigde: vreemd en geniaal. Maar in onze noordelijke ogen toch vreemder dan in die van de Catalanen zelf. Gaudí maakte dat onderscheid zelf ook. Hij vond onze cultuur en gebouwen schraal, hij zag er ook een excuus in om niet te reizen. De mensen uit het noorden moesten maar naar hem toe komen. In Barcelona zelf kun je nog steeds zien, dat Gaudí ook in zijn eigen stad een excentrieke uitzondering was, maar tegelijkertijd is de conclusie onontkoombaar dat hij het product is van zijn eigen cultuur. Want in Catalonië was het doodgewoon om een mengeling van expressieve stijlen op één gebouw toe te passen. Alleen deed Gaudí het gevarieerder en extremer dan wie ook. Hij voer daarbij niet louter op eigen kracht maar kon bogen op de steun van enkele steenrijke opdrachtgevers. Wat de Haagse zakenman Henny voor Berlage was, betekende Eusebi Güell voor Gaudí. Buitenhuizen, een paleis, een kapel en het Park Güell schiep hij voor de industrieel. Alleen al die betoverende buitenplaats met zijn fraai versierde plein en de geheimzinnige ruimtes daaronder is een reis naar Barcelona waard.
Maar Güell was niet de opdrachtgever van Gaudí's spraakmakendste werk. De Sagrada Familia tekende hij voor God zelf, die steeds meer het middelpunt van zijn bestaan was geworden. Een project waarop Gaudí al zijn virtuositeit losliet, voor de decoratie liet hij zelfs met chloroform verdoofde kippen en kalkoenen in gips gieten.
De laatste tien maanden van zijn leven woonde hij in de catacomben van de kerk tot de noodlottige dag in 1926 dat hij door tram 30 werd aangereden. Een week later stonden er honderdduizenden Catalanen langs de route die de lijkkoets reed, maar pas twee dagen na het ongeluk had iemand in het ziekenhuis de stervende kluizenaar herkend als de beroemde architect Gaudí.
De oude meester liet een kathedraal na die niet klaar was, en misschien nooit af zal komen. Als een getrokken kies waarvan de spitse wortels zich in de wolken boren, ligt hij verzonken in de bodem van Barcelona. Wie de Sagrada Familia in volle glorie wenst te zien moet volgens Van Hensbergen wachten op de Dag des Oordeels. Bij het huidige tempo van bouwen zal dat ongeveer in 2030 zijn.
GIJS VAN HENSBERGEN. 'Gaudi' (vert. uit het Engels) Uitgeverij: Menken Kasander & Wigman Prijs: €39,50


Gijs van Hensbergen: Gaudí

Naar de MKW-beginpagina